Om de beschreven doelen te bereiken is een onderzoeksprogramma ingesteld waarin fundamenteel en toegepast onderzoek geïntegreerd zijn. Het onderzoeksprogramma legt een belangrijk accent op de maatschappelijke opbrengsten van de onderzoekslijnen.
Onderzoeksprogramma
Onderzoekslijn 1: Normale en afwijkende ontwikkeling van beginnende tot vloeiende lezer
Deze onderzoekslijn richt zich op de normale en verstoorde ontwikkeling van vloeiend lezen. De focus ligt op het ontrafelen van de neurocognitieve processen die een rol spelen in de ontwikkeling van het vloeiend lezen, inzicht in de verstoringen die hierin aanwezig zijn bij dyslexie, en inzicht in de mogelijkheden om middels interventie de belemmeringen aan te pakken.
Onderzoekslijn 2: Interventies voor lees- en spellingsstoornissen
Deze onderzoekslijn richt zich vanuit fundamenteel en klinisch niveau op de interventie van lees- en spellingsstoornissen. Er wordt onderzoek gedaan naar de wijze waarop interventie de leesprocessen kan normaliseren, naar effectieve ingrediënten van behandeling, naar interventie-geïnduceerde neurocognitieve veranderingen in het leesnetwerk, naar klinische effectiviteit en efficiëntie van dyslexiebehandeling.
Onderzoekslijn 3: Tweedetaalverwerving
Deze onderzoekslijn richt zich op de relatie tussen dyslexie en tweedetaalverwerving. Er wordt onderzoek gedaan naar de invloed van dyslexie op de verschillende componenten van tweedetaalverwerving en tevens naar interventies voor de schriftelijke taalvaardigheden in een tweede taal van leerlingen met dyslexie.
Onderzoekslijn 4: Leesmotivatie: voorspellers, gevolgen en interventies
Deze onderzoekslijn omvat onderzoek gericht op cognitieve en omgevingsfactoren die een rol spelen bij de leesmotivatie alsmede op de invloed van leesmotivatie op de lees- en schoolvaardigheden. Tevens wordt een interventie ontwikkeld en geëvalueerd ter bevordering van de leesmotivatie en leesbegrip bij leerlingen uit sociaal-economisch zwakke buurten.
Onderzoekslijn 5: Rekenvaardigheden en de verwerking van symbolische en niet-symbolische aantallen
In dit project wordt onderzocht of kinderen met rekenproblemen moeite ondervinden bij de representatie van aantallen (defective number module hypothesis) of bij de activatie van deze representaties bij het zien en toekennen van betekenis aan cijfers (access deficit hypothesis). Bovendien wordt de nauwkeurigheid van de representaties onderzocht.